Tina Turner
nog een keer vertellen?
Ik was eigenlijk nog nooit naar een popconcert geweest.
Nou ja: de Outsiders op de markt in Kampen op Koninginnedag,
En een keer een beginnende Candy Dulfer in de Kamper jongerensoos.
Maar nu was ik zo ver. 1983. Was een jaartje sidha, was aardig onderweg met m’n studie en m’n scriptie, en zou ongeveer “de wereld weer ingaan”. Ofzo. En ’t was in De Maaspoort, vlakbij het Uden waar ik woonde. Het begon al met dat ik, daar aangekomen, merkte dat ik m’n kaartje thuis had laten liggen. Maar in die tijd stonden de organisatoren van het concert notabene zelf nog aan de deur. En ze beoordeelden me op m’n eerlijke gezicht en klank ofzo en ik kon doorlopen.
Het was mooi. Ik stond aan de zijkant. Halverwege was ‘k al helemaal verkocht. Verkocht aan haar, door haar, whatever. “I’ll be Here, where the Heart is. -And I’ll wait for you.” Bij dat nummer dacht ik toen meteen al aan m’n vader. Die toen nog leefde.
En ik had het gezien. Ik had de eenheid gezien, de connecties.
Meest samengevat: hoe dieper een artiest het bewustzijn induikt, hoe meer hij in de richting komt van “verbonden zijn met alles en iedereen”. En hoe bereikt hij dat? Door totaal aanwezig te zijn: Totaal betrokken bij wat ie doet: geconcentreerd en “vol overgave”. (En bij een voetballer is dat niet anders, en daarom is voetbal zo populair.)
Uitgelegd gezegd: ik kan met één persoon praten en dan heeft die persoon de indruk dat ie contact met me heeft. Als ik voor een gróep mensen sta te praten, kan ik met m’n ogen de toehoorders langslopen, en op die manier contact maken met elk van hen. Of slechts ènkelen van hen: want hoe groter de groep, hoe kleiner de kans dat ik met allemáál contact kan maken. Behàlve …
En daar zit het geheim in.
Voor het realiseren van de wederzijdse beleving van “contact” heb je een bepaalde hoeveelheid tijd nodig. (Soms uren, of jaren zelfs -men leze bijv. het begin van “wie is van hout”, van -destijds- Jan Foudraine. -maar daar gaat het nu niet over.)
Er staat een bepaalde hoeveelheid tijd voor een bepaalde beleving van contact.
Maar de mate van contact die ik met iemand kan hebben door met ‘m te praten (of er sex mee te hebben, wat denk je daarvan?) kan ik ook hebben, in één moment van één oogcontact. En dat is hoe je luisteraars “aan je kunt binden”, tijdens een lezing voor publiek, bijvoorbeeld.
En nou komt het, want:
de kortheid-in-tijd die je nodig hebt om met iemand een bepaalde hoeveelheid contact te maken,
is o.a. afhankelijk van het niveau-van-diepte waarin je zit met je bewustzijn.
Wanneer een artiest een goed optreden heeft, dan verdiept zich zijn bewustzijn.
(“Verdieping van bewustzijn” is overigens voor veel mensen geen gemakkelijk herkenbaar verschijnsel. Maar daar zijn juist ook deze stukjes voor. )
Doordat zich het bewustzijn van de artiest verdiept, heeft hij per contact minder tijd nodig. En daarmee kan het áántal mensen in het publiek dat het gevoel heeft contact te hebben, tóénemen.
En dat maakt weer, dat je via de grootte van iemands publiek, iets kunt zeggen over de diepte van zijn (performing) bewustzijn.
En dàt is wat ik daar bij Tina Turner zag gebeuren.
Want ik “zag”, als het ware, de contact-lijnen die van haar uitgingen, en ik zag,
dat: als die lijn iemand bereikt, iemand raakt, dan gaat bij die persoon de aansteker aan, en omhoog. Dat is wat ik die avond zag gebeuren. Met m’n eigen ogen zag gebeuren.
En toen ik zag, hoe al die mensen uitdrukking gaven aan wat ik hier (bijna wel als eerste wetenschapper, als eerste intellectueel) onder woorden breng, toen ik dus zag dat ze allemaal al lang wìsten, de hoogstaande ontdekking die ik nu net pas deed, toen ging ik zogezegd helemaal “open” naar ze staan.
Vóór mij stonden twee Surinaamse jongens. En de een gaf een stickie door aan de ander. En ik klopte ze op de schouder en gebaarde eenvoudig. “Híer met die joint.” Het was niet eens omdat ik nou in die tijd zo “into the hasjish” was. Dan had ‘k het zelf wel bij me gehad. Het was ook niet omdat ik het zo nódig vond. “High” was ik toch al. Door wat er gebeurde. Maar het was om in die handeling te laten weten aan hen en dus aan iedereen, dat ik erbíj hoorde. Dat ik niet langer het intellectueel-afstandelijke professors-zoontje was, maar één van hun. “Pappa, mamma, ik ben weer thuis.”
Bij het wegrijden (ik was toen dus wel wat stoned geraakt) sloeg er een agent met z’n vlakke hand op het dak van m’n auto. Een AlfaRomeo. Ik schrok even wat. Zou hij mijn stoned-zijn zien, ofzo? Maar nee: “hé, doe je licht es aan.” Oh ja. Het was een AlfaRomeo gtv 2000. Pracht auto. Velours bekleding. En met zelfs voor mij voldoende beenruimte. Op de terugweg nam ik niet de afslag Uden maar reed nog even door op de provinciale weg naar Grave. De bomen aan weerzijden. Jouw koplampen die daar dan zo die tunnel van maken. In de vijfde versnelling met een gangetje van 120 in een auto die 200 kan. “184 Tevreden brommende beren onder de motorkap.”
Thuis was ons geluk nog niet ten einde. Want de jonge Veronica-omroep had het rechtstreeks uitgezonden op tv. En ik zat in de voorhoede van de mensen met een video-recorder.
De volgende ochtend. Ging ik mijn meditatie- en vliegprogramma doen zoals gebruikelijk.
En die ochtend, voor de eerste en tot nu toe enige keer – Leviteerde ik -echt.
“Alsof een reuzenhand je van achter voorzichtig optilt, en na een kleine pauze even zo voorzichtig weer op de grond laat terugzakken.” En je zóu daarbij nog kunnen denken aan alleen maar een verandering in tijds-beleving. Maar als je stevig hopt, dan kom je met je kont ook aardig hard op de grond neer. En dat was deze keer dus ook niet.
Voor hoe het kan dat het nou net die ochtend was heb ik ook wel een idee: want gewoonlijk, als je ’s ochtends wakker wordt, dan ben je nog wat duf. En dat komt, zegt men, omdat het lichaam tijdens de slaap afvalstoffen afscheidt, en die zitten ’s morgen ten dele nog in de bloedbaan. Dat maakt de dufheid. Maar: dan neem je een kop koffie, en daarmee ziet het lichaam nieuwe vervuiling binnenkomen en duwt daarom het afval dat al in de bloedbaan zat meteen terug, de cellen in. En doordat die bloedbaan dan weer redelijk schoon is, voel je je weer wakker.
Op zo’n soort manier denk ik, dat door die hele hemelse Tina Turner beleving alle afvalstoffen in mijn lijf waren opgelost. En dat was zo snel gegaan, dat dieper liggende “vervuiling” (“oud zeer”) nog niet de kans gekregen had om zich ook al te gaan oplossen. En dus was mijn zenuwstelsel die ochtend verschrikkelijk “schoon”. En dùs, kon het leviteren voor een keer helemaal echt zijn.
En nou ga ik overmorgen wéér naar Tina Turner. In het Gelredome. (En voor het toegevoegde optreden op 2 mei heb ik óók twee kaartjes.) En soms hoop ik wel, dat ik daar, bij zo’n optreden acte de presence zou kunnen geven in de vorm van leviteren. Ik weet niet of men dat zomaar kan wáárnemen. Daar is het te ongewoon voor. Wellicht “ziet” men dan een merkwaardige vorm van springen. Dat zien we dan wel weer. En de kans dàt het gebeurt kan ‘k nog niet erg groot achten “als ik realistisch ben”.
Maar ik moet wel in dit verband denken aan iets anders dat mij toen in die Udense periode overkwam: toendertijd ging het huisvuil nog in zakken, en die werden dan in de grote open achterkant van de vuilnisauto gegooid. En de vuilnisauto was net langs geweest, maar ik zag dat er zo’n stevig glazen bol van een stop-fles niet meegegaan was. En ik stond ermee in m’n hand, en keek de vuilnisauto na die ondertussen een 15 of 20 meter verderop was. En ik vroeg mij af …
En toen was het de vuilnisman naast de auto, die vandaaruit in feite met hooguit een hoofdknik ofzo, mij liet weten van “ja dat kun je wel”. En ik gooide de glazen bol met een mooie boog. En hij plofte, midden in de grote open achterkant van de vuilnisauto.
Stel dat ik op zo’n soort manier, Tina hoor zeggen -naar míj-
(zie in dit verband nou juist de theorie van hierboven):
“yes you can do it”. -Misschien dat ik het dan kan.
Het podium opspringen over een metertje-of-wat.
Nu al.
Maar vanaf dat moment , dat er publiekelijk geleviteerd is,
staat de wereld dan wel op z’n kop.
Dus misschien – nu nog maar even niet.
En? Vond je dit een mooie blog ?